|
|
|
|
|
Tolk |
|
|
|
Een tolk is een taalbemiddelaar , die – in tegenstelling tot een vertaler – gesproken tekst mondeling of door middel van gebarentaal uit een uitgangstaal naar een doeltaal overbrengt. Het tolken wordt enerzijds door de kortstondigheid/vluchtigheid van het gesproken woord, anderzijds door non-verbale ( niet mondelinge ) factoren zoals gestiek, mimiek, intonatie en algemene lichaamstaal , maar vooral ook door de snelheid en verstaan van het spreken bestempeld. De beroepsaanduidingen “tolk “en “conferentietolk “ zijn – in tegenstelling tot beroepsaanduidingen zoals “dokter “of notaris “ wettelijk niet beschermd. |
|
Etymologie |
Tolk is een van de weinige Hongaarse leenwoorden in het Nederlands ( tolmác ). Het Hongaars zelf heeft het woord uit het Turks ontleend ( dilmac), nu echter tercüman ). Vergelijkbare woordvormen laten het Kroatische ( tumac ), het Poolse ( thumacz ) en het Tsechische ( thumocnik ) zien. Tot de opleiding ( aan Hogescholen of aan Academies ) behoren o.a. de perfectionering van moedertaal en werktalen, het overbrengen van tolkstrategieën ( bv. de notitietechniek voor het consecutief tolken ) en door speciale vaardigheden ( simultaan tolken ), het inbrengen in vakgebieden zoals recht, economie, techniek of geneeskunde en tolk-wetenschappelijke aspecten. |
Tijdens de Middeleeuwen wisselden de staten, wetenschappers en geestelijken in het Westen gegevens uit in het Latijn. Zover men bv. door de Kruistochten of de oorlogen tegen de Turken met mensen in het Oosten in verbinding trad, werd er op inheemse taalkundigen een beroep gedaan ( Dragomanen ) , die vaak behoorden tot religieuze minderheden zoals Joden of Andalusische christenen. Omdat de Dragomanen persoonlijk vaak onbetrouwbaar waren en zich ook als spionnen verhuurden, begonnen de Europese staten in de 18de eeuw eigen ambtenaren als staftolk aan taalknapeninstituten op te leiden. |
|
In 1721 richtte Frankrijk de École des jeunes de langue ( de latere École des langues orientales vivantes) op. Behalve algemeen vormende inhoud werd Turks en Arabisch onderwezen. Met het afsluiten van de studie kregen de taalknapen het bevel om naar Constantinopel te gaan en werden aan de Iternuntiatuur practisch geschoold. Oostenrijk volgde in 1754 met de Oriëntaalse Academie . Daarnaast kwamen economische overwegingen , die in Europa tot de oprichting van economisch- en handelsgeoriënteerde tolkscholen leidden. ( “tolk “was tot ca. 1945 het overkoepelende begrip voor vertaler en tolk). In Duitsland was de eerste Duitse opleidingsinstelling voor taalbemiddelaars het in 1887 aan de Universiteit van Berlijn opgerichte “Seminarie voor Oriëntaalse talen ( SOS ). Het seminarie was in het begin alleen voor de opleiding Turks, Persisch en Arabisch. Daarna werd het sterk uitgebreid. Sinds 1897 werden taalbemiddelaars voor Arabisch, voor de Chinese talen, Grieks, Japans, Farsi, Russisch. Spaans, Kiswahili en Turks opgeleid. Tot 1926 kwamen Engels, Frans, Roemeens, Portugees, Pools, Böhmisch/Tsechisch, Italiaans en Servo-Kroatisch erbij |
Tolk bij het gerecht en overheidsinstanties (vervolg) |
|
------------------------------------ |
<vorige> | <volgende > |
|
|
|